Digitale Geletterdheid wordt vaak gezien als één van de belangrijkste 21e-eeuwse vaardigheden. Een digitaal geletterde leerling kan zowel thuis als op school technologie gebruiken om op efficiënte wijze digitale informatie te verzamelen, te creëren en te delen (Fraillon, Schulz, & Ainley, 2013).
Alleen het kunnen gebruiken van ICT-toepassingen is echter niet voldoende om digitaal geletterd te zijn; ook andere vaardigheden (de zogenoemde hogere-orde vaardigheden) zijn nodig om technologie effectief te kunnen gebruiken in het dagelijks leven. Zo vergt het vinden van de juiste digitale informatie op internet niet alleen vaardigheden in het gebruik van een zoekmachine (bijvoorbeeld Google) maar ook vaardigheden om de betrouwbaarheid en relevantie van de gevonden informatie te kunnen beoordelen (Aesaert & van Braak, 2018; Heitink, 2018).
In Peil.DG gaan we uit van het raamwerk dat de SLO voor Digitale Geletterdheid ontwikkeld heeft (Fisser & Strijker, 2019). In dit raamwerk onderscheidt SLO vier competentiegebieden voor digitale geletterdheid: (zie ook Figuur 1).
- ICT-basisvaardigheden
- Informatievaardigheden
- Mediawijsheid
- Computational thinking
Op basis van deze domeinen heeft het Ontwikkelteam Digitale Geletterdheid (2019) ‘grote opdrachten’ en ‘bouwstenen’ ontwikkeld waarin de na te streven doelen voor het eind van het basisonderwijs worden benoemd.
Het raamwerk van SLO en de bouwstenen van Curriculum.nu zijn als uitgangspunt genomen in dit onderzoek. In Peil.DG komen alle domeinen van Digitale Geletterdheid aan bod. Op basis van overleg met leerkrachten en experts, leggen we echter de nadruk op digitale informatievaardigheden. Van de deeldomeinen mediawijsheid, computational thinking en ICT-basisvaardigheden nemen we de vaardigheden mee die nodig zijn om taken zoals het verzamelen, evalueren, verwerken en presenteren van digitale informatie (effectief) te kunnen uitvoeren. Voor uitleg en concrete voorbeelden kunt u op één van de vier domeinen in de figuur klikken.
Informatievaardigheden
Het gebruik van digitale middelen bij het proces van verzamelen, evalueren, verwerken en presenteren van digitale informatie.
Voorbeelden:
- Met welke zoekopdracht kan ik de informatie vinden die ik zoek?
- Hoe weet ik of de informatie die ik vind betrouwbaar is?
- Welke informatie is relevant?
Computational thinking
Het oplossen van problemen, het ontwerpen van systemen en het begrijpen van menselijk gedrag, gebruik makend van concepten en werkwijzen uit de informatica, werkend vanuit een persoonlijk perspectief.
Voorbeelden:
- Hoe moet ik een probleem in stukjes hakken om een strategie voor de oplossing te ontwikkelen?
- Hoe stel je een vraag zodat de computer die begrijpt?
Mediawijsheid
Het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.
Voorbeelden:
- Hoe herken ik nepnieuws?
- Wat zijn cookies en wat doen ze?
ICT-basisvaardigheden
De kennis en vaardigheden die nodig zijn om de werking van computers en netwerken te begrijpen en om de mogelijkheden van digitale technologie te benutten.
Voorbeelden:
- Welke ICT-toepassingen zijn er om informatie te presenteren en weet ik hoe ik die moet gebruiken?
- Hoe bewaar ik mijn gevonden digitale informatie op een efficiënte manier?